Wanneer beschouwt de DWAC een auto als dwergauto?

De kern van de DWAC wordt gevormd door naoorlogse bubblecars. Deze kenmerken zich door een hoge aaibaarheidsfactor en gering aantal pk’s, en werden meestal niet op industriële schaal geproduceerd. Uitgangspunt is dat klassieke dwergauto’s voertuigen zijn met een auto- of motorfietskenteken (dus geen brommobielen of andere voertuigen met hulpmotor), en dat ze gerechtigd moeten zijn tot het voeren van donkerblauwe kentekenplaten. Bij voorkeur zitten die er ook daadwerkelijk op.

Om te kunnen toetsen of een auto door de DWAC als dwergauto gezien wordt, zijn vijf criteria opgesteld. Van deze vijf criteria moet het voertuig er aan vier voldoen. Bij twee afwijkingen kan de auto voorgedragen worden, waarna wordt beoordeeld of deze door de DWAC toch als dwergauto kan worden bestempeld en dus toegestaan wordt als lid. Bij meer dan twee afwijkingen wordt de auto door de DWAC niet als dwergauto gezien.

Dit zijn de criteria:

  • Het vermogen bedraagt maximaal 26 pk
    Waar voorheen alleen gekeken werd naar cilinderinhoud vinden we het correcter om naar het vermogen te kijken. Vermogen bepaalt namelijk de mate waarin het voertuig in staat is te accelereren en hellingen kan nemen. Om de uitgezette ritten voor alle deelnemers mogelijk te maken, willen we met dit criterium de verschillen tussen de voertuigen beperken.
  • De lengte van het voertuig bedraagt max. 3,20 meter
    Dwergauto’s hebben door hun minimale afmetingen een hoge aaibaarheidsfactor. Dit karakteristieke kenmerk willen we door dit criterium waarborgen.
  • Er zijn in totaal maximaal 300.000 auto’s van dit type geproduceerd
    De dwergauto is ontwikkeld in de crisisjaren na de Tweede Wereldoorlog onder schaarste aan materiaal en aan financiële middelen. Omdat het nooit tot een grootschalige (industriële) productie is gekomen, zijn de meeste dwergauto’s technisch niet geheel uitontwikkeld tot een comfortabel en betrouwbaar product. Dit in tegenstelling tot ”echte” auto’s die door schaalgrootte deze beperking niet hadden.
  • Productie is gestopt vóór eind 1978 (wettelijke grens voor donkerblauwe kentekenplaten)
    Zo’n 30 jaar na de oorlog was de crisis wel voorbij en werden andere productietechnieken ontwikkeld om goedkoper te kunnen produceren. Door inzet van lasrobots en het gebruiken van kunststof voor delen als bumpers, wieldoppen, dashboards e.d. wordt de auto een massaproduct. Het bijzondere karakter verdwijnt en onze dwergauto’s komen in schril contrast te staan met deze ‘moderne’ auto’s.
  • Er is in Nederland geen andere autoclub die zich met dit type bezighoudt
    De DWAC is een beetje de club van de buitenbeentjes. Van de meeste van onze auto’s binnen onze club is dan ook geen club voor dat specifieke merk of model.

Voldoet je auto aan alle, of op één na alle voorgaande criteria? Dan ben je meer dan welkom bij de DWAC! Als je je wilt aanmelden, kan dat hier.